Geschreven door Rob Sepers, voormalig hoofdcoach Optimist.
Een goede start is het halve werk!
In het moderne zeilen, met korte banen, is de start belangrijk. Na de start vaar je eerst een kruisrak. Het zolang mogelijk een vrije lijn houden na de start en vrije wind houden in het kruisrak is belangrijk.
Dit keer ga ik in op het technische deel van de start. Ik besteed daarbij ook aandacht aan een aantal regels.
Bij de start zijn een aantal zaken van belang.
Een perfecte start voldoet aan 3 voorwaarden. Op het startschot:
- heb je maximale snelheid aan de wind
- vaar je met je boeg over de lijn
- lig je op een plaats van waaruit je het optimale kruisrak kunt opbouwen
Daartoe moet je een aantal handelingen zeil technisch goed kunnen uitvoeren:
- Opdraaien, loeven tot in de wind (je mag niet wrikken);
- Afdraaien, afvallen van in de wind naar aan de wind (je mag wrikken) of verder (je mag dan niet meer wrikken);
- Accelereren aan de wind met een pomp en juist schoten met roer recht;
- Achteruitvaren, je moet dan voor iedereen uitwijken;
- Double-tack om de afstand die de boot verlijert te compenseren.
Voordat ik de genoemde technieken behandel, is het zaak nog eens goed te benadrukken wanneer je werkt met je gewicht, wanneer je werkt met je schoot en wanneer je je roer gebruikt. Ook nog een paar opmerkingen over gebruik van schijnbare wind.
Gewicht
Met verplaatsen van je gewicht, met name je lichaamszwaartepunt kun je veel qua beweging en controle van de boot voor elkaar krijgen.
Bij rechtuit zeilen wil je je boot plat varen. Uitgezonderd voor de wind, dan vaar je je boot over loef. Echter als je kunt planeren of surfen vaar je je boot plat.
Bij lichtweer zit je daarbij verder voor in je boot en bij meer wind hang je juist verder achter in je boot.
Dus je moet je gewicht zowel naar voor/achter als naar binnen/buiten kunnen verplaatsen.
Schoot
Bij elke koers en windsterkte is er een optimale schootstand. Deze is mede afhankelijk van je algemene zeil trim (mastrake/sprietval spanning, stand pinstop, stand neerhouder en stand outhaul.
Wanneer de wind verandert bij rechtuit varen, verstel je je schoot.
Schoot vieren bij toename wind. Schoot aantrekken bij toename bootsnelheid.
Indien je zeil overtrokken raakt(achterlijk te strak/te dicht), sowieso je schoot vieren.
Roer
Je roer is basaal de ondersteuning aan veranderen van koers door gewicht verplaatsing of schoten van zeilen.
Dus je roer gebruik je ter ondersteuning van andere manieren (schoten en verplaatsen van lichaamszwaartepunt) van sturen.
Dit kan bij rechtdoor varen voor aanpassing koers op verandering van windrichting of windsnelheid. Dit wordt altijd ondersteund door schoten en verplaatsing van lichaamszwaartepunt.
Wanneer je de bocht om moet, gebruik je wel je roer. Echter de basis is boothelling en gebruik van de schoot.
Boothelling naar lij ondersteunt oploeven en boothelling naar loef ondersteunt afvallen.
Schijnbare wind
Je kunt met boothelling ook schijnbare wind creëren, waarmee je weer sneller kunt draaien of accelereren. Dat doe je door vanuit helling naar lij, je boot recht te trekken of vanuit boot rechtop deze over loef te trekken. De stand van je roer ondersteunt de beweging/koers van je boot die dan ontstaat. Voorwaarts als je roer recht staat en de bocht om als je roer naar lij of loef staat.
Manoeuvreren op de startlijn is dus de ultieme test van bootbeheersing.
Opdraaien, loeven tot in de wind (je mag niet wrikken)
Op de startlijn is dit een basistechniek. Je trekt je schoot aan de boot zal beginnen te loeven als je je roer naar lij stuurt. Je draait in de wind (-of verder) en maakt weinig snelheid.
Je kunt hetzelfde bereiken door je boot schuin naar lij te hellen, dan boot recht trekken en je roer naar lij sturen. Als je dit beheerst doet, maak je geen voorwaartse snelheid, maar draait de boot alleen.
Afdraaien, afvallen van in de wind naar aan de wind (je mag wrikken) of verder (je mag dan niet meer wrikken)
Afvallen van in de wind naar aan de wind is een techniek die goed moet beheersen. Echter deze techniek is best moeilijk en vraagt aanpassingen afhankelijk van de windsterkte.
De basis is schoot een beetje aan, boot naar loef trekken om via schijnbare wind stroming langs je zeil te creëren en zo de afvallende koers te forceren. Je hebt je roer aan loef staan. Het is de enige techniek waarbij je met wrikken (bedoeld om te draaien/af te vallen) mag ondersteunen.
Zodra je de aan de wind se koers hebt bereikt mag je niet meer wrikken en schakel je meestal over naar accelereren.
Accelereren aan de wind met een pomp en juist schoten met roer recht
Essentieel is bij het accelereren je de aandrijving optimaliseert en de remmende krachten minimaliseert.
Aandrijving door stroming langs je zeil te creëren. Boot naar lij met lossere schoot, boot langzaam rechttrekken en tegelijkertijd je schoot langzaam aantrekken. De schoot volgt de pompbeweging met de boot. Je boot is dus eerder plat dan je schoot aan en op de juiste spanning.
Je moet je roer recht houden, zodat je zwaard en roer in lijn staan en ook de stroming langs zwaard & roer zo snel mogelijk optimaal wordt, waardoor je minder verlijert. Na de acceleratie kies je voor de snelle lijn, zodra dit mogelijk is om vrij te komen van andere boten.
Achteruitvaren, je moet dan voor iedereen uitwijken
In dien je op een onmogelijke plaats ligt moet je achteruit kunnen wegvaren.
Zorg dat je oploeft tot in de wind. Wacht tot je stilligt. Duw nu je zeil naar voren, trek je boot over loef en houd je roer recht. Als je vrij bent, kun je naar BB draaien of naar SB afhankelijk waar je een nieuwe plek op de lijn wilt zoeken.
Tijdens het achteruitvaren heb je geen rechten!
Double-tack
De double-tack pas je toe als je ruimte aan loef hebt tot de loefwaartse boot en weinig ruimte aan lij tot de lijwaartse boot.
Het gebruik van schijnbare wind is de basis van deze gecompliceerde beweging.
Je loeft op via de opdraaitechniek, maar blijft doorsturen tot je over SB ligt. Je verliest alle rechten als je door de wind bent. Zo nodig een beetje voorwaarts varen over SB en dan weer opdraaien naast de loefwaartse boot. Je hebt pas weer rechten als je over BB ligt! Dus niet in de wind blijven liggen, want dan lig je volgens de regels nog over SB!
Regels bij de start
Natuurlijk zijn de voorrangsregels van toepassing. Dus:
- SB wijkt voor BB
- Loef wijkt voor lij
- Boot die komt van vrij achter wijkt voor boot vrij voor
- Bij twee boten die gelijk overstag gaan, moet de boot die aan bakboord ligt vrij blijven van de boot die aan stuurboordzij ligt.
Daarnaast is er de indringregel, oftewel je mag niet om ruimte vragen voor ruimte bij het startschip over bakboord aan de wind of ruimte bij de pin-end over stuurboord.
Wrikken is verboden behalve als je vanuit inde wind naar aan de wind draait.
Dus niet wrikken om te loeven of overstag te gaan, niet wrikken om te versnellen of wat je verder kunt bedenken.
Bij het zeilen gebruiken we de wind en het water om stroming langs zeilen en zwaard/roer te creëren. Als we de boot mechanisch gaan voortbewegen, kun je beter gaan roeien, kanoën of suppen
Hierbij wat niet mag bij de start
Regel 42.3 Uitzonderingen
(a) Een boot mag worden gerold om sturen te vergemakkelijken.
(b) De bemanning van een boot mag bewegingen met het lichaam maken om het rollen te versterken dat het sturen van de boot bij overstag gaan of gijpen vergemakkelijkt, mits meteen nadat het overstag gaan of gijpen is voltooid, de snelheid van de boot niet groter is dan deze zou zijn geweest zonder overstag gaan of gijpen.
(c) Wanneer surfen (met snel toenemende snelheid langs de voorzijde van een golf afglijden), planeren mogelijk is,mag, om surfen of planeren te initiëren, elk zeil slechts één keer worden aangetrokken voor elke golf of windvlaag.
(d) Wanneer een boot hoger ligt dan een aan de wind se koers en óf stilligt óf langzaam beweegt, mag hij wrikken om te draaien naar een aan de wind se koers.
Geef gas, maar houd je aan de regels !!!
Heb je nog vragen? Mail naar hoofdcoach@optimist.nl